Integrale weergave van mijn laatste blog over de Rechtvaardige Rechters op DeWereldMorgen.be. Ik grijp vanaf nu terug naar de guerilla ...
De voorbij weken heb ik getracht om de geïnteresseerde en aandachtige
lezer mee te nemen op een reis, noem het gerust een expeditie, doorheen
het oerwoud dat het mysterie rond de diefstal van de Rechtvaardige
Rechters zonder schroom mag genoemd worden. Maar, zo dacht ik alleszins,
enkel in een écht oerwoud liggen slangen, vogelspinnen en ander
ongedierte op de loer om in een fractie van een seconde in iemands nek
te vallen. Heb ik me daar even vergist! Vanaf het ogenblik dat het min
of meer duidelijk was welk pad ik gekozen had om uit het bos te geraken,
werd ik belaagd langs alle mogelijke kanten en vanuit de meest
verwachte, doch ook meest onverwachte windrichtingen. Ik werd
gesaboteerd, bedreigd (het begrip bedreiging bestaat in vele gedaanten),
gedwarsboomd, bespot en voor een complete idioot uitgescholden. Nu, ik
moet me niet al te veel een Calimero gaan voelen, want anderen gingen
mij voor en waren hetzelfde lot beschoren. Maar sta me toe toch even ,
heel even maar, door te bomen. In 2009 schreef ik een boek over de
diefstal van De Rechtvaardige Rechters, en laten we ook Sint-Jan toch
maar niet vergeten, dat gepubliceerd werd door een Gentse uitgeverij.
Een dik jaar geleden begon ik te spelen met de idee over een vervolg op
dit boek en bovendien achtte ik het nuttig om mijn 2009-schrijfsel
opnieuw in omloop te brengen. De spreekwoordelijke boot werd echter
merkwaardig genoeg door de genoemde uitgeverij afgehouden. Wat bleek nu
(niets meer of minder dan het lot bezorgde me deze informatie): de zus
van een van de twee manspersonen naar wie de uitgeverij waarvan sprake
is genoemd, en door wie ze werd opgericht, is de partner van een telg
uit dé eerbare familie. Noem me gerust paranoia of al te vlotjes
gelovend in complottheorieën, anderen gingen u voor, maar het is een
vaststaand feit. Of is het eerder een aanwijzing …?
En op die manier zijn we gekomen waar we moeten zijn, op een
reisbestemming waar het volgens velen te warm is, maar waar ze elk jaar
toch weer naar terugkeren. Het moet daar dan toch best meevallen, niet?
Al sinds het prille begin van de zaak wordt er gefluisterd, de ene keer
al wat luider dan de andere, dat er een ‘eerbare familie’ betrokken was /
is. Sinds enkele jaren, maar eigenlijk ook al een pak eerder, kreeg de
naam van die familie vastere vorm. Plots doken overal ‘klokkenluiders’
op die elk op hun manier een vermanende (soms meer dan één) vinger
uitstaken in één welbepaalde richting. Ook de échte speurders sprongen
mee op de kar en er werden, dat wordt alleszins beweerd, zowaar
huiszoekingen uitgevoerd en mensen ondervraagd. Het bleek tot nu toe een
storm in een glas water te zijn, want de wervelwind lijkt wat te zijn
gaan liggen en we varen weer in kalmere zeeën. Of is dat alleen maar
schijn? Ik kan me niet van de indruk ontdoen, noem het een soort van
intuïtie, dat er achter de gerechtelijke schermen meer gebeurt dan wat
men ons voorhoudt. Is het een zekere stilte voor de storm? Met al de
informatie die de voorbije jaren door de voornoemde klokkenluiders in de
groep gegooid werd, moeten de speurders toch aan de slag kunnen.
Torenhoge aanwijzingen, vermoedens of zelfs vaststaande feiten (als die
er al zijn) die wijzen in de richting van criminele feiten zoals daar
zijn (ik zeg zomaar iets) heling, witwassen en / of diefstal, die zouden
kunnen gepleegd zijn geweest door bepaalde personen, daar moet men toch
iets mee kunnen doen. Bestaan onderzoekstechnieken zoals bijvoorbeeld
het aftappen van telefoons, kraken van e-mails en het gebruik maken van
informanten dan alleen maar in de sensationele Amerikaanse
krimifeuilletons? Het lijkt wel zo, want als je rotsvast gelooft in de
schuld van iemand (en dat doe ik!), dan kun je alleen maar besluiten dat
bovenstaande ‘modus operandi’ vroeg of laat tot resultaat moet leiden.
Of vergissen we ons dan echt zo erg …?
Tenslotte vind ik dat het bisdom Gent / de kerkfabriek van
Sint-Baafs in dit alles een verwarrende, ja zelfs dubieuze rol spelen.
Ook zij zijn goed en wel op de hoogte van de recente gebeurtenissen in
deze mysterieuze zaak. Ook zij weten goed en wel welke namen er de
laatste jaren genoemd worden. En ook zij zullen niet anders kunnen dan
beamen dat het een puzzel betreft waarvan de duizenden stukjes stilaan
in elkaar beginnen te vallen. Toch roeren zij zich niet, alleszins niet
zoals je dat zou verwachten van een partij die zichzelf altijd eigenaar
heeft beschouwd van een (gestolen) kunststuk waarvan het eigendomsrecht
allesbehalve een onbeschreven blad is. In feite is dit volgens mij het
ideale moment om zich te profileren en zich (als dit juridisch überhaupt
mogelijk is) in deze zaak burgerlijke partij te stellen, desnoods tegen
onbekenden. Op die manier houdt men de druk op de ketel van het
gerechtelijke onderzoek én zegt men bovendien: ‘Men heeft iets van ons
gestolen en we zijn boos!’ Dat gebeurt echter vooralsnog niet en dat
doet uiteraard menig wenkbrauw fronsen. Was er dan echt destijds een
‘homme d’église’ betrokken, zoals gefluisterd werd in de Gentse straten
eind jaren ’30, en willen het bisdom Gent / de kerkfabriek van
Sint-Baafs dit stinkende potje gesloten houden of (en het is zeer
moeilijk om dit echt voor mogelijk te houden) willen genoemde partijen
het mysterie liever in leven houden omdat de zaak voor de nodige
‘publiciteit’ zorgt? We hebben er het raden naar …
Afsluiten wil ik doen met de wijze woorden die iemand ooit sprak:
‘Restitutie van De Rechtvaardige Rechters is toch niet moeilijk. Zet ze
’s nachts gewoon aan de garage van de bisschop en klaar is kees!’ Ook de
procureur deed haar duit in het zakje door te stellen dat de ‘daders’
niet zullen vervolgd worden, want restitutie is de enige doelstelling.
Wat de eerste woorden betreft, ligt het echter niet zo voor de hand. De
naam van de zogezegd eerbare familie is al beklad door de vele vingers
die in hun richting wezen en restitutie op de voorgestelde wijze zal
daar niets aan veranderen, integendeel! Wat de uitspraak van de
procureur betreft, daar wees ik in het verleden al op het loerende
gevaar. Haar woorden doen me denken aan een tandarts met een spuitje in
de hand die zegt: ‘Wees niet bang, je zult er niets van voelen.’ Mijn
laatste woorden aan zij die zich hopelijk aangesproken voelen, zijn de
volgende: ‘Toe, zeg het maar, ik zal niet boos zijn …’
W.M.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten